Anti-pestbeleid

Anti-pestbeleid

 

1. Inleiding

 

Als school willen wij werken aan een pestbeleid waarbij alle actoren betrokken worden (ouders, leerkrachten, directie, zorgteam en leerlingen). Omdat pesten een grote impact heeft op leerlingen nu en later, wil de school zich inzetten om pesten zo goed mogelijk te voorkomen.

 

Wegdenken kunnen we pesten jammer genoeg nooit. Daarom willen we ook nadenken over hoe we een pestprobleem aanpakken. Een duidelijk neergeschreven beleid zorgt ervoor dat de procedure voor iedereen duidelijk is. Ouders, leerkrachten, maar ook leerlingen moeten weten hoe pesten wordt aangepakt. Dat we dit als school niet goedkeuren en zeker niet aan ons willen laten voorbijgaan, willen we duidelijk stellen met een concreet anti-pestbeleidsplan.

 
 

2. Visie

 

Het opvoedingsproject van onze school stelt duidelijk dat we binnen onze school de ruimte en de sfeer willen scheppen waarin elk kind harmonisch kan openbloeien. We willen ethische waarden zoals respect, verdraagzaamheid, luisterbereidheid, … nastreven, zowel bij de leerlingen als bij het schoolteam.

 

Van het schoolteam wordt een correct voorleven verwacht met respect voor elkaar. We durven dit dan ook van onze kinderen verlangen. Groepsactiviteiten op school moeten de ontwikkeling van de sociale ingesteldheid bevorderen: luisteren naar elkaar, verdraagzaam leren zijn, delen met anderen, gelijkgerichtheid nastreven, vlot communiceren met anderen, ruzies leren oplossen, …

 

Wanneer het toch mis gaat, wil de school ingrijpen en zijn rol als opvoeder opnemen. We willen luisteren naar de betrokken leerlingen en in dialoog met elkaar tot oplossingen komen. Samen met de leerkracht, de directie en het zorgteam wil de school zijn verantwoordelijkheid opnemen.

 

We willen niet meteen bestraffend optreden, maar alle partijen aan het woord laten. We willen het verhaal achter het gedrag kennen. Samen met de leerlingen moet soms een weg worden afgelegd. Open communicatie met ouders rond moeilijkheden en mogelijkheden is hier een sterke pijler.

 

3. Doelen

 

Met onze werking streven wij volgende leergebied overschrijdende eindtermen na met betrekking tot het aanleren van sociale vaardigheden.

  1. Relatiewijzen
    1. De leerlingen kunnen zich op een assertieve wijze voorstellen.
    2. De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
    3. De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.
    4. De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.
    5. De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken.
    6. De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
    7. De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdsgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn.
    8. De leerlingen kunnen zich discreet opstellen.
    9. De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren.
  2. Sociale vaardigheden – Domein gespreksconventies: De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
  3. Sociale vaardigheden – Domein samenwerking: De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.

 

Alsook deze ZILL leerplandoelen worden nagestreefd:

 

Socio-emotionele ontwikkeling:
Ik kan op een warme en communicatieve wijze in relatie treden met mezelf en met anderen.

 

Relationele vaardigheden. Ik wil en kan met anderen samenleven, samenwerken en communiceren.

  1. Zich engageren in relaties, daar deugd aan beleven en zich daarover uitdrukken.
  2. De verscheidenheid van mensen als een rijkdom ervaren en deze benutten.
  3. Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.
  4. Bewust sociale rollen opnemen die zowel het individueel als het groepsbelang ten goede komen in diverse situaties en contexten.
  5. Oplossingsgericht omgaan met conflictsituaties, in respect voor zichzelf en voor de ander(en).

 

Omgaan met gevoelens en behoeften. Ik kan omgaan met gevoelens en behoeften van mezelf en anderen.

  1. Gevoelens en behoeften bij zichzelf en anderen beleven, aanvaarden, herkennen en in taal uitdrukken.
  2. Bewust omgaan met gevoelens en behoeften en deze binnen aanvaardbare grenzen uiten. Zelfbeheersing ontwikkelen.
  3. Zoeken naar mogelijkheden om, in respect voor zichzelf en de ander, aan eigen behoeften en die van anderen tegemoet te komen.

 

Inlevingsvermogen. Ik kan me inleven in anderen, in andere standpunten en situaties.

  1. Zich empathisch inleven in anderen, andere standpunten en situaties, zonder de eigen identiteit te verliezen.
  2. De eigenheid en grenzen van anderen respecteren.
  3. In het eigen gedrag rekening houden met de gevoelens en de behoeften van anderen zonder zichzelf te verliezen.

 

Ontwikkeling van een innerlijk kompas. In dialoog met de a/Andere(n) leer ik mezelf en waartoe ik word uitgenodigd kennen. Ik kan richting geven aan mijn leven. Ik reageer veerkrachtig.

 

Identiteit. Ik ontdek wie ik ben, waartoe ik word uitgenodigd en wie ik wil worden in een groter geheel. Ik durf en mag mezelf zijn.

  1. Basisvertrouwen ontwikkelen.
  2. Een positief, realistisch zelfbeeld opbouwen.
  3. Zichzelf worden in verbondenheid met anderen.

 

Waardengevoeligheid en normbesef. Ik ben gevoelig voor en kan nadenken over wat waardevol is voor mezelf, voor anderen en mijn omgeving. Ik handel gewetensvol.

  1. Gevoelig zijn voor wat zinvol, goed, schoon, waardevol … is voor zichzelf én voor anderen. Een persoonlijk geweten ontwikkelen.
  2. Gewetensvol en verantwoord handelen.
  3. Ervaren hoe waarden en normen kunnen verschillen naargelang de context en de levensbeschouwelijke traditie.

 

Veerkracht. Ik geloof in mijn ontwikkelkracht en durf genieten. Ik ben op een passende manier weerbaar. Ik geloof dat ik ondanks tegenslag en ontmoediging steeds weer kan opstaan.

  1. Plezier beleven en voldoening ervaren bij spelen, leren en leven.
  2. Hoopvol geloven in en vertrouwen op de eigen leef-, leer- en ontwikkelkracht.
  3. Flexibel omgaan met veranderende omstandigheden.
  4. Situaties die als moeilijk ervaren worden en frustraties ombuigen door te zoeken naar mogelijkheden om er bevrijdend mee om te gaan.
  5. Grensoverschrijdend gedrag herkennen en er weerbaar mee omgaan.
 

4. Pesten en plagen

 
4.1 Wat is pesten?
 

Pesten is het herhaaldelijk en langdurig uitoefenen van geestelijk en/of lichamelijk geweld door één of meer personen met de bedoeling het slachtoffer te kwetsen, te benadelen of schade te berokkenen. Slachtoffers hebben in deze situatie weinig tot geen verweer (machtsonevenwicht). Pesten heeft vaak een sociale functie: het pestgedrag is betekenisvol voor de groep waarin het gebeurt: pestkoppen zijn op zoek naar populariteit en status. Hiervoor gaan ze een machtsspel aan met wie ‘zwakker’ staat. Vaak stopt het pesten als de groepssteun wegvalt. Pesten gebeurt op veel manieren: direct of indirect pesten, verbaal pestgedrag, cyberpesten.

 
4.2 Plagen versus pesten
 
Plagen
Pesten
  • onschuldig, met humor, niet gemeen
  • korte duur en ongepland
  • op gelijke voet, is te verdragen
  • 1 tegen 1
  • niet systematisch
  • wisselend slachtoffer
  • geen pijn/korte pijn/snel vergeten
  • plooien snel terug glad gestreken
  • de groep blijft zichzelf
  • In een nieuwe groep worden vaak plaagstoten uitgedeeld om op zoek te gaan naar wie zwakker staat.
  • berekend: doelbewust en gepland
  • aanhoudend en systematisch
  • ongelijke strijd
  • één tegen allen/kliekje
  • gebeurt vaak door dezelfde personen
  • doel = kwetsen
  • verregaande gevolgen, moeilijk herstel
  • groep deelt in de klappen en verandert.
 

Ruzie maken en plagerijen mag… het helpt kinderen om sociale vaardigheden te ontwikkelen: hoe ga je om met agressie? Hoe onderhandel je? Wanneer ga je te ver?

 

Terwijl kinderen ruzie maken, zoeken ze immers hun positie in de groep en in de samenleving. Ze leren zelf problemen oplossen, ze komen er sterker uit. Er moet dus een zone zijn waarin ruimte is voor plagerijen en ruzietjes. Maar, systematisch en berekend eenzelfde kind viseren, pijn doen,… en dit in een ongelijke machtsstrijd, overstijgt de ruimte die er is voor ruzie maken en plagerijen en mondt uit in pesten.

 

5. Gevolgen van pesten

 

Bij pesten zijn de gevolgen voor beide partijen (pester – gepeste) niet te onderschatten. Uiteindelijk gaat ook een hele groep lijden onder pesterijen, omdat pesten de groepsgeest bederft.

 
5.1 Gevolgen voor het slachtoffer
 

Aanpassingsproblemen

  • zwakke cijfers
  • leerproblemen – concentratiestoornissen

Zware stress, enorm gevoelig

  • depressie – agressie
  • angst – sociale angst
  • lichamelijke klachten: buikpijn, diarree, braakneigingen, …
  • suïcidale gedachten
  • psychosomatische klachten
  • gevoel van eenzaamheid
  • gevoel van wantrouwen

Negatief zelfbeeld, onzeker, weinig zelfvertrouwen

Risico op sociaal isolement

 
5.2 Gevolgen voor pestende kinderen/jongeren
 

Sociaal–emotionele problemen

  • zelfbeeld – zelfvertrouwen?
  • erbij willen horen vanuit ‘dominantie’ en ‘macht’
  • depressie – agressie

Normoverschrijdend en delinquent gedrag, op latere leeftijd in botsing komen met de maatschappij

Suïcidaal gedrag

Groot risico op afwijzing en isolement

Uitsluiting: geen vrienden meer overhouden

 

6. Signalen

 

Soms vertonen kinderen signalen wanneer er sprake is van pestgedrag. De school, maar ook ouders moeten zo goed mogelijk proberen oog te hebben voor deze signalen. Er zijn directe en indirecte signalen.

 
6.1 Directe signalen
 

SMS-jes, screenprints, websites

Pestboodschappen en bedreigingen uiten

Uitgesloten worden

Als laatste gekozen worden (en met veel gemor gekozen worden);

Vaak alleen staan

Geen vriendjes die langskomen of eens willen afspreken

Steeds proberen overheersen.

 
6.2 Indirecte signalen
 

Onverklaarbare blauwe plekken – kapotte kleren

Spullen die verdwijnen

Agressiever, meer teruggetrokken gedrag/depressieve signalen

Psychosomatische klachten

Laattijdig naar school – omweg maken met de fiets

Ontspannen op vrijdagavond – gespannen op zondagavond

Dalende cijfers

Minder gemotiveerd

 

7. Aandachtspunten voor de ouders, de school en de leerkrachten

 

De leerkrachten op school proberen hun leerlingen zo goed mogelijk op te volgen, zodat eventuele signalen kunnen erkend worden. Het is belangrijk dat ook ouders hun kind niet uit het oog verliezen. Samen met de ouders wil de school werken aan:

  • Veiligheid
  • Vertrouwen
  • Verbondenheid

 

Van de ouders en onze leerkrachten verwachten we dat ze elkaars rol en deskundigheid respecteren. Samenwerken en echt in gesprek gaan is uiterst belangrijk. Een waarderende houding en positieve betrokkenheid zorgt eveneens voor een positief schoolklimaat.

 

Wanneer voor kinderen de regels duidelijk zijn en hier consequent aan vastgehouden wordt, is het duidelijk wanneer er een regel overtreden wordt of wanneer er zich gedrag stelt dat niet door de beugel kan. Consequent optreden is dan ook belangrijk. Bij dit consequent optreden durven we ook de steun vragen van onze ouders.

 

Door in gesprek te gaan willen we het probleemoplossend vermogen van leerlingen stimuleren en hen zelf tot het besef laten komen wat kan en niet kan. Samen kan dan naar oplossingen gezocht worden.

 

8. Wat kan je als ouder doen?

 
8.1 Als jouw kind wordt gepest
 

Kies indien mogelijk een gepast gespreksmoment: tijd, plaats, rust.

Luister naar je kind.

Neem het verhaal ernstig.

Leg de schuld niet bij je kind. Toon begrip (voor het lange stilzwijgen, de emoties, de behoeften die het kind uitdrukt).

Maak duidelijk dat je achter je kind staat en dat je mee wil zoeken naar een oplossing.

Prijs je kind omdat het heeft willen praten.

Wijs je kind op de noodzaak om met de school te praten en zoek samen naar de meest geschikte contactpersoon.

Bekijk samen wat je de school wilt meedelen en wat je van de school verwacht/niet verwacht.

Ga na bij wie het kind aansluiting kan zoeken (wie deed nooit mee met het pesten?)

Stimuleer andere contacten met leeftijdsgenoten (binnen en buiten de school).
Zoek een ‘back-up’ voor jezelf.

Richt je bij ernstige problemen tot de hulpverlening. Eventueel kan de school en het CLB hierbij helpen.

 
8.2 Als je kind heeft gepest
 

Kies een geschikt moment om met je kind in gesprek te gaan.

Zeg duidelijk waarom je een gesprek wilt.

Luister naar je kind!

Pols naar het wat, hoe en waarom van het (mee-)pesten.

Keur het voorbije pestgedrag af en maak duidelijk dat je wilt dat je kind ermee stopt.

Wijs op het verschil tussen pesten en plagen.

Verduidelijk wat pesten teweeg brengt.

Vraag je kind om de schade te herstellen:

  • veilig stellen van het slachtoffer;
  • eventuele schade herstellen;
  • vertrouwen herwinnen van het slachtoffer, groep, school, …

Bekijk met de school hoe je de schoolaanpak van thuis uit kan steunen.

Blijf in gesprek met je kind/met de school.

Zoek zo nodig steun en hulp voor jezelf/je kind.

 

9. Aanpak op school

 
9.1 Pestpreventie op school
 

Op school proberen we heel wat te doen om pesten te voorkomen en om een veilig en positief schoolklimaat te bekomen.

 

9.1.1. Werken aan een positieve klassfeer

 

Elke klas en elke leerkracht werkt aan een positieve klassfeer. Een gemotiveerd team wil ervoor zorgen dat elke leerling graag naar school komt en zich goed voelt bij ons op school. Er worden verschillende leuke activiteiten georganiseerd binnen en buiten de klas. De lessen worden ingekleed in een thema en er is ruimte voor verschillende werkvormen, kringgesprekken, vertelrondes, kindcontacten, … Doorheen het schooljaar worden fijne feesten georganiseerd op klasniveau (verjaardagsfeestjes,kerstfeest, …) en op schoolniveau (sintfeest, schoolfeest, …).

 

Verder zijn er de extra-murosactiviteiten die het werken aan een positieve klassfeer moeten bevorderen (STEMklassen, zeeklassen en sportklassen).Ook met de leden van het kinderparlement worden klasoverschrijdende activiteiten op poten gezet.

 

9.1.2. Groeirapporten

 

Zelfevaluatie door de leerlingen vanaf het eerste leerjaar inzake werkhouding, initiatief, samenwerking, socio-emotionele ontwikkeling… zorgt ervoor dat de leerling inzicht verwerft in zijn persoonlijke groei én houdt de leerkracht ook op de hoogte van het welbevinden van de leerling. Deze evaluatie kan een aanknopingspunt zijn voor een kindgesprek of een oudergesprek.

 

9.1.3. Pestpreventie op de speelplaats/op school

 

Als school willen we inzetten op pestpreventie. Bij elk begin van het schooljaar worden duidelijke afspraken ( gedragsregels) gemaakt van hoe we dit jaar met mekaar willen omgaan en wordt dit door de leerlingen van de bovenbouw in een contractje ondertekend.

 

Door een aantal activiteiten aan te bieden tijdens de pauzes hopen we dat leerlingen zich niet gaan vervelen en dat ze geen tijd hebben om te pesten. Zo is er een rooster waar elke dag mogelijkheid tot sport en spel is voor de aangeduide klassen.

 

We willen hen tips aanreiken om te spelen tijdens de speeltijden. Verder hebben we op school ook een speelgoedkoffer per klas. In deze speelkoffer vinden de leerlingen aan hun leeftijd aangepast spelmateriaal voor op de speelplaats.
Tijdens de sintperiode en de week tegen pesten is er muziek tijdens speeltijden.
In het zesde leerjaar worden er lessen gegeven rond ICT en cyberpesten.
Als rode draad doorheen de godsdienstlessen staat het leren omgaan met anders zijn ook centraal. Inzicht krijgen in de eigen identiteit en omgaan met verschillen en diversiteit komen aan bod in diverse thema’s.

 

9.1.4. Kinderparlement

 

Samen met de leden van het kinderparlement (2 vertegenwoordigers vanaf het 4de leerjaar) willen we werken aan pestpreventie en een degelijk pestbeleid op school.Zij denken mee omtrent activiteiten die we schooloverschrijdend kunnen doen in de Vlaamse week tegen pesten en bedenken ook initiatieven om een positieve sfeer op school te bevorderen doorheen het schooljaar en bedenken en werken deze ideeën concreet uit. (spelletjesmiddagen, rommelmarkt..)

 

9.1.5. Anti-pestmethode Meidenvenijn

 

Meisjes pesten anders dan jongens. Jongens pesten over het algemeen op een directe en fysieke manier. Meisjes verweven hun pestgedrag in hun sociale relaties: door te roddelen over het slachtoffer, door hen buiten te sluiten, te isoleren, negeren en af te wijzen. Samen met de meisjes vanaf de bovenbouw wordt via de methode Meidenvenijn inzicht verworven in het pestgedrag van meisjes.

 

De positieve (proactieve) intentie achter deze aanpak is dat de meisjes zich gaan verdiepen in hun kernkwaliteiten (vriendschappen, houding en gedrag, plaats die ze innemen binnen een meisjesgroep/klasgroep, valkuilen…)

 

9.1.6. Werken met pro-actieve cirkels in de klas.

 

Binnen de klas wordt er geregeld tijd vrij gemaakt voor dit soort van kringgesprek. Hierbij wordt een positieve klassfeer nagestreefd waarbij iedereen aandachtig en respectvol leert luisteren naar mekaar. Deze cirkel (leerlingen zitten in cirkelvorm en krijgen hierdoor een gelijkwaardige positie) wordt proactief ingezet, vooraleer er problemen zijn, met andere woorden in vredestijd.

 

Door regelmatig te werken met deze methodiek werken we aan verbondenheid en een positieve klassfeer. Het hanteren van positieve taal, afbakenen van tijd en gebruik makend van heel duidelijke afspraken zorgt ervoor dat deze manier van klassikaal communiceren voor kinderen een gevoel van vertrouwen en veiligheid geeft.

 

Deze manier van werken wordt gebruikt vooraleer er problemen zijn. We zijn ervan overtuigd dat wanneer leerlingen eenmaal vertrouwd zijn met deze manier van werken, de overstap naar een herstelgerichte cirkel meer kans op slagen heeft.

 
9.2 Stappenplan bij pestsituatie
 

Ondanks preventieve maatregelen kan je pesten nooit wegdenken. Wanneer er een vermoeden van pesten is, worden volgende stappen ondernomen:

  • Luisteren naar het slachtoffer en zijn/haar verhaal ernstig nemen.
  • Met hem/haar afspreken welke stappen ondernomen zullen worden.
  • Intensief observeren en de daders proberen te betrappen.
  • Overleggen met collega’s: ‘hebben ze iets opgemerkt?’
  • Spreken met andere leerlingen, andere leerlingen bevragen.
  • De pester apart nemen voor een gesprek en vertellen wat gezien en gehoord werd.
  • Luisteren naar het verhaal van de pester.
  • Eventueel de ouders van de verschillende partijen contacteren.
  • Duidelijk maken dat dit gedrag niet getolereerd wordt. De pester zal het moeten goedmaken. Dit wordt ook opgevolgd. Eventueel een groepsgesprek met de pester/gepeste.

 

Een stevige babbel met de pester kan soms al voldoende zijn om de zaak te keren. Toch kan het zijn dat in bepaalde situaties een andere aanpak moet worden toegepast. Op onze school wordt dan ook soms de No-Blame methode gebruikt. No Blame ziet pesten als een groepsprobleem. Niet de feiten zijn het belangrijkst, maar de gevoelens van het slachtoffer. Alleen als het slachtoffer akkoord gaat met een straffeloze aanpak, is het zinvol. Het proces verloopt in 7 stappen:

  1. De zorgcoördinator praat met het slachtoffer over zijn gevoelens en vraagt namen van wie pest. Feiten zijn niet belangrijk. Het slachtoffer knutselt, tekent, schrijft vervolgens iets over zijn gevoelens.
  2. De zorgcoördinator brengt een zestal pesters, meelopers, stille getuigen en ‘behulpzame leerlingen’ bij elkaar. De zorgcoördinator vertegenwoordigt zelf het slachtoffer.
  3. In een gesprek met deze groep legt de zorgcoördinator uit wie zich slecht voelt in de klas en waarom dit zo is. Zijn of haar ellendige gevoel wordt concreet met het werkstukje uit stap 1. Details, feiten, beschuldigingen komen NIET aan bod.
  4. De zorgcoördinator benadrukt dat er geen straffen volgen. De groep is enkel bijeen om het probleem op te lossen. Zij zijn samen verantwoordelijk voor een beter gevoel bij het slachtoffer.
  5. De groep formuleert voorstellen: iedereen doet dat in de ik-vorm. “Ik zal niets doen, ik zal hem/haar met rust laten” is ook een waardevol voorstel. Geen enkel idee komt van de leerkracht.
  6. De groep voert in de volgende week de voorstellen uit.
  7. Na een week spreekt de zorgcoördinator opnieuw met elk kind, nu apart. Het slachtoffer komt eerst en vertelt hoe die week verlopen is. Als het pesten niet gestopt is, wordt een nieuwe groepsbijeenkomst gepland. Eventueel met een andere samenstelling.

 

Natuurlijk wordt er op school flexibel omgesprongen met de No Blame methode. Deze methode is een leidraad in het aanpakken van pestproblemen. De zorgcoördinator en de leerkracht bekijken zelf hoe ze de stappen doorlopen, hoeveel leerlingen er deelnemen aan het gesprek, of er al dan niet een groepsgesprek moet zijn met alle partijen… Elke pestsituatie is anders en wordt dan ook anders benaderd. Indien nodig wordt de directie op de hoogte gebracht en onderneemt deze ook stappen.

 
9.3 En verder?
 

Merken we echter dat het pesten aanhoudt, dan staan we erop dat er contact is met de ouders van de pester en/of de gepeste leerling. Op die manier kunnen we via een constructieve communicatie nagaan wat we samen kunnen doen om het pesten te stoppen. Indien nodig worden er strenge maatregelen opgelegd in samenspraak met de directie.

 
9.4 Pesten melden
 

Wij hechten veel belang aan het melden van pesten en hopen dat ouders niet zelf onderling de problemen willen gaan oplossen en pesters gaan benaderen. Wanneer het pesten op school gebeurt, willen wij als school op de hoogte gebracht worden en willen we het probleem aanpakken. Als school kennen wij beide partijen en kunnen we onpartijdig het verhaal van alle partijen beluisteren.

 
9.5 Cyberpesten
 

Nieuwe media hebben zeker hun waarde, maar kunnen ook negatief gebruikt worden. We durven van de ouders te vragen om zelf controle te houden over het gsm- en internetgebruik van hun zoon of dochter. Beledigingen via internet of gsm, roddels verspreiden, … zijn niet toegelaten. De ouder is wettelijk mede verantwoordelijk voor de gevolgen van zulk pestgedrag door de zoon of dochter. GSM gebruik op school is verboden. Wanneer ouders/kinderen toch naar school komen en melding geven van cyberpesten (wat dan eerder vaak thuis gebeurt, maar wel met kinderen van de school) vragen wij steeds om bewijsmateriaal mee te nemen (het sms-je bewaren, screenprint van het computerscherm, …). Wij willen dit als school dan ook niet negeren en hiermee aan de slag gaan. Gerechtelijke stappen kunnen een vervolg zijn.

 
9.6 De rol van de leerkracht en de zorgcoördinator
 

Pestproblemen willen we als school aanpakken in samenspraak met de leerkracht en de zorgcoördinator. De leerkracht is de eerstelijnsverantwoordelijke van zijn of haar klas. In de mate van het mogelijke probeert de leerkracht met de leerlingen te praten, tot oplossingen te komen. De leerkracht maakt melding bij de zorgcoördinator. Echter is er soms nood aan een minder betrokken persoon. Vaak wordt de hulp ingeroepen van de zorgcoördinator om de situatie van op een afstand te bekijken, de leerkracht te ondersteunen en de contacten te leggen met de betrokken partijen (ouders, externe instanties, CLB, …). Indien nodig zal ook de directie op de hoogte gebracht worden.

 
9.7 Ouderbetrokkenheid
 

Ouders willen we betrekken bij een pestprobleem. Ook hier moet het onderscheid gemaakt worden tussen ruzies en een effectief langdurend pestprobleem. Het is onmogelijk om bij elke ruzie ouders op de hoogte te brengen. Als school willen we dit intern oplossen. Wanneer er sprake is van pesten, zal de school in eerste instantie ook het probleem proberen oplossen. Indien de school zorgwekkende signalen opmerkt, worden de ouders meteen op de hoogte gebracht. Diegene die melding heeft gemaakt van de problemen zal wel op de hoogte gehouden worden. Indien de problemen aanhouden worden de ouders van de pester/gepeste op de hoogte gebracht om samen met de school te kijken wat er kan gedaan worden opdat het pesten zou stoppen. Er kan geen eenduidige grens getrokken worden vanaf welk punt ouders worden betrokken in het verhaal. Elke situatie is anders en wordt anders bekeken en aangepakt. We vragen van ouders wel vertrouwen, erkenning en respect voor de aanpak van de school.

 
9.8 Week tegen pesten
 

Zoals elk jaar, neemt de hele school steeds actief deel aan de week tegen pesten. Op die manier willen we onze leerlingen er ook van bewust maken dat er geen plaats is voor pesten op school en dat wij dit als school sterk afkeuren.